A A

  Jan Viool


De viool van manke Nol

Het politierapport dat op 11 juli 1904 door agent Van der Heijden, werkzaam op de politiepost van het Goirke, is opgemaakt, laat ons zien dat hij op die dag een bekende Tilburger over de vloer heeft gehad. Een zekere "Van Zomeren, muzikant van beroep en woonachtig in de Korvelsche Nieuwstraat", is aangifte komen doen van de ontvreemding van zowat het belangrijkste wat hij op de wereld bezit: zijn viool. Deze "Van Zomeren" blijkt niemand anders te zijn dan de legendarische volksmuzikant Jan Viool. Door de Tilburgse dialect-dichter pater Piet Heerkens (artikel Brabands Dagblad) wordt Jan bezongen als:

Jan Viool
die langs de deuren liep
en geurde naor 'n vuil riool
en in de schuren sliep

hij fiedelde zo-mar-ongeveer
ten naoste-bij wè raok;
hij ha bij schoon en lilluk weer
't viooltje aon zijn kaok.


Bij de Burgerlijke Stand staat onze Jan ingeschreven als: Arnoldus van Sommere, in 1842 geboren in het Gelderse Batenburg, maar bij zijn stadgenoten is hij beter bekend onder een serie bijnamen. De meeste daarvan zijn verwijzingen naar het instrument waarop hij zijn muziek ten gehore bracht, zoals: Nol Fiedel; Nol Viool; Nol Kras; d'n Fiedelman; Jan Fiedel en Jan Viool; verder wordt hij ook aangeduid als: d'n Brobbelèèr. En dan zijn er nog twee bijnamen die verwijzen naar Nols verleden: de Zwaaf - Nol maakte van 1866 tot 1870 deel uit van het leger der zoeaven en streed in Italië ter bescherming van de paus tegen de troepen van Garibaldi; hierbij raakte hij in 1867 tijdens de slag bij Mentana gewond: Nol kreeg en kogel in zijn been en moest tengevolge van deze verwonding lange tijd in een hospitaal in Rome doorbrengen. Het is nooit meer helemaal goed gekomen; zijn verdere leven bleef hij altijd trekken met dat been; vandaar ook nog de bijnaam: Manke Nol.

Na zijn Romeins avontuur keert Nol terug naar Nederland en leidt er een zwervend bestaan; hij voorziet in zijn levensonderhoud door met zijn viool op te treden tijdens kermissen en dansfeesten. Hij wordt een graag geziene gast op trouwfeesten, gouden en zilveren bruiloften, processies en gildefeesten. Rijk is hij er niet van geworden, maar de waardering van het publiek was voor hem de grootste beloning. Na afwisselend gewoond te hebben in Tilburg, Turnhout en Breda komt Nol in l886, samen met zijn vrouw, Cornelia Bakker, en hun dochter definitief in Tilburg wonen. De familie blijkt ook hier niet erg honkvast; ze wonen achtereenvolgens in de Kwetterij, in de Oerlesestraat, in de "Lupkes" en in de Nieuwstraat.




Arnoldus van Sommere (1842-1928), alias Jan Viool.
(coll. RHC Tilburg).


Nol en zijn viool - een onafscheidelijk duo. In heel wat Tilburgse straten en cafés is hij een vertrouwde verschijning. Het is in de stad een publiek geheim dat Nol naast zijn eerste liefde: zijn viool, nog een tweede grote passie heeft: de drank. Hij houdt wel van een borreltje en "hij spierste d'r nie in". Ook dat memoreert Piet Heerkens in zijn ode:

Zeg witte dè nog van Jan Viool,
z'ne kokkerd, rond en rood
toe 't pimpelpèèrs van rooie kool,
hong nie persies int lood.

hij fiedelde mar van tierelier
en zaogde raaw kris - kras.
en-ie dronk 'n stevig pötje bier
ass't gin jenever was.


Zo brengt Nol, alias Jan, avond aan avond met zijn viool gezelligheid in de Tilburgse cafés. Hij speelt met hart en ziel en verdient zo al musicerend zijn dagelijkse portie alcohol. Misschien leverde het hem nog een mooi zakcentje op ook, al zal dat wel snel zijn omgezet in nog een glaasje "snevel". Hoe later het wordt hoe groter de overgave waarmee Nol zijn viool bespeelt; zijn oogjes klein en fonkelend - van enthousiasme of van de drank? - laten zien hoe hij ervan geniet. Op zulke momenten is Nol in zijn element. Zo zal het ongetwijfeld ook wel gegaan zijn op de avond van die zevende juli.

Z'n oogen blonken as van glas
en gluurden dur 'n kier.
ze dreven (ass't gin snevel was)
ze dreven rond in bier.

Een beetje wankel ter been probeert Nol na een avondje muziek maken op de Goirlese kermis zijn weg naar huis te vinden; zijn viool onder zijn arm geklemd. En dan loopt hij daar drie personen tegen het lijf die de populaire muzikant meteen herkennen. Na wat plagende opmerkingen vragen ze Nol of hij iets voor hen wil spelen. Maar die heeft niet veel zin om op dit tijdstip nog eens zijn kunsten te vertonen en probeert door te lopen. De drie houden hem echter staande en blijven aandringen op een stukje muziek. Als Nol blijft weigeren raakt het drietal ontstemd en na wat duwen en trekken eindigt het ermee dat ze hem zijn viool afpakken om zich vervolgens met een vaartje uit de voeten maken. Verbouwereerd blijft Nol achter, amper beseffend wat er gebeurd is. Als ten slotte tot de ontredderde man doordringt wat de drie met zijn viool hebben uitgespookt, is het al te laat: in geen velden of wegen zijn de "helden" nog te bekennen.

Helemaal in de war en ten einde raad sloft de straatmuzikant naar de politiepost van het Goirke om daar zijn verhaal te doen. Een zielig hoopje mens heeft agent Van der Heijden die avond voor zich zitten. Aanvankelijk kan Nol maar moeilijk uit zijn woorden komen maar als hij door de agent wat op zijn gemak is gesteld, lukt het hem toch duidelijk te maken wat er gebeurd is. Al vertellende ziet Nol het drietal weer duidelijk voor zich en hij kan gelukkig de namen van de drie belhamels noemen: Frans Vermeer uit de Piusstraat, Frans van Gestel en een zekere De Beer. Van der Heijden belooft dat er alles aan gedaan zal worden om de daders op te sporen en de viool weer bij de rechtmatige eigenaar terug te krijgen. Door die toezegging krijgt Nol weer een beetje hoop en hij gaat op weg naar huis. Maar toch is het een gebroken, oude man, zoals hij daar die nacht door de stille Tilburgse straten in de richting van de Nieuwstraat schuifelt. Nooit heeft hij zich zo alleen gevoeld, zo zonder zijn viool......

Soms denk ik nog aon Jan Viool;
Ochèèrm diejen viezen tiep,
die geurde naor 'n vuil riool
en in de schuren sliep.

Want Jan Viool ha aaltij lol
en streek mar: tierelier.....
z'n wangen stonden pèèrs en bol
van bier en van plezier.


Het kleine sprankje hoop waarmee de oude Nol de politiepost weer verlaat, blijkt korte tijd later ijdel te zijn geweest. De viool wordt in een sloot teruggevonden, maar blijkt door de vandalen bruutweg in stukken te zijn geslagen. Ze hebben daarmee niet alleen Nols muziekinstrument verwoest maar ook zijn leven, want zonder die vertrouwde metgezel is er voor Nol natuurlijk weinig plezier meer aan.

Trouwens, zo prettig is Nols leven verder niet verlopen. Twee jaar na dit voorval sterft zijn vrouw. Na haar dood is Nol weer aan het zwerven geslagen, tot hij in 1914 een onderkomen vindt in het Sint Jozefgesticht in de Lange Nieuwstraat. Vanaf dat moment wordt zijn morsige verschijning al minder en minder waargenomen in de Tilburgse straten. Vier jaar later wordt de alom gewaardeerde muzikant opgenomen in de psychiatrische instelling "huize Voorburg" in Vught; na een verblijf van tien jaar is Nol daar in 1928 overleden, 86 jaar oud. Een kleurrijke volksfiguur is voorgoed van het toneel verwenen.



Home Ontstaan Instrumenten Hoogtepunten CD Links Agenda Boekingen Sitemap
Bio Agnes Bio Jan-Bob
Algemeen Iers Country Zeemans Troubadour Ouderen Brabants Sociaal Straattheater Kerstprogramma
Contact Foto album

Webdesign: Script Zine Design